Gestold bloed wordt zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen de 2 uur na afname, op kamertemperatuur naar het laboratorium gebracht. AFAZFAB00007 Aanvraagbrief Infectieuze serologie en moleculaire microbiologie.
Bijaanvraag:
Indien het serum een correcte pre-analytische fase onderging, en sindsdien bewaard wordt in de serotheek, kan een bijaanvraag gebeuren tot 1w na afname. Indien de bijaanvraag later komt, is overleg met verantwoordelijke microbiologe aangewezen.
Analyse
Analysemethode:
ELISA (Sandwich assay for detection of galactomannan antigen; Platelia)
Deelname EKE:
UKNeqas
Interferentie:
Antibiotica: piperacilline-tazobactam was voorheen best bekend als interfererende factor, en eveneens interferentie door amoxicilline-clavulaanzuur, maar een aantal piptazo-formuleringen werden aangepast, waardoor deze interferentie niet meer standaard te verwachten is. Kortom: componenten geproduceerd door Penicillium species die galactomannan in zijn celwand bezit. Vals-positiviteit tot 6 dagen na stoppen van therapie. Ook totale parenterale voeding kan een interferentie vormen. zie ook "Interpretatie".
Interpretatie:
De verschillende factoren die de specificteit van de galactomannan-test beïnvloeden zijn:
Single versus consecutieve positieve resultaten: in het algemeen is een specificiteit van 98.8% gerapporteerd door Maertens et al. (J Infect Dis 186;1297-1306 (2002)) wanneer het gaat om consecutieve positieve stalen versus 85.4% als enkel maar 1 positief staal afzonderlijk wordt beschouwd voor classificatie als true-positive. Om de meest optimale specificiteit te bekomen bij gebruik van deze test, is het enorm belangrijk dat de clinicus steeds een follow-up staal instuurt bij bekomen van het initiële positief resultaat, idealiter voorheen het opstarten van de antifungale therapie. Deze regel betreft natuurlijk vnl. sera, maar is eveneens bij BAL-vochten te overwegen.
De cut-off voor positiviteit: 99.4% specificiteit bij cut-off van 1.5; 93.9% bij cut-off van 0.7 en 85.1% bij cut-off van 0.5 (Herbrecht et al. J Clin Oncol, 2002). Maar uiteindelijk sinds enige tijd consensus omtrent cut-off van 0.5 in serum (en BAL blijft moeilijk, maar algemeen wordt 1.0 aanvaard als cut-off).
Kinderen versus volwassenen: in kinderen meer frequent vals-positieven, en lage specificiteit zeker in neonaten, o.a. tengevolge van de aanwezigheid van hoge concentraties galactomannan in bepaalde melkpoeders en t.g.v. gastro-intestinale kolonisatie door organismen (Bifidobacterium spp.) die kruis-reactieve antigenen produceren zoals lipoteichoic acid.
Onderliggende aandoeningen: meer frequent vals-positieven in allogene SCT-patiënten dan in andere patiënten, vnl. te wijten aan verhoogde absorptie van galactomannan in dieet t.g.v. vernielde mucosa intestinaal door chemotherapie en bestraling. Cyclofosfamide kan vals-positieven veroorzaken.
Antibiotica: piperacilline-tazobactam is best bekend als interfererende factor, maar eveneens interferentie door amoxicilline-clavulaanzuur. Kortom: componenten geproduceerd door Penicillium species die galactomannan in zijn celwand bezit. Vals-positiviteit tot 6 dagen na stoppen van therapie.
Aspergillus-kolonisatie: zeker een belangrijk probleem bij analyse van respiratoire stalen, en minder in sera. Dit vormt natuurlijk een moeilijke discussie: occulte IA kan verward worden met kolonisatie en soms pas duidelijk worden bij autopsie. (Siemann M, 2001. Mycoses 44:266-272)
Infectie of kolonisatie door organismen die kruisreactieve antigenen bezitten: het monoklonale antilichaam dat gebruikt wordt in de test reageert met verschillende schimmels. Vals-positiviteit aangetoond met: Penicillium chrysogenum, invasieve Phialophora americana; en fungemie met Candida albicans en Neosartorya pseudofischeri. Gastro-intestinale kolonisatie met Bifidobacterium is oorzaak van vals-positieven. Ook interferentie i.g.v. bacteriemie veroorzaakt door staphylococci, enterococci, Corynebacterium jekeium, Pseudomonas species, en Escherichia coli (Swanink et al. JCM 35:257-260; 2007)
Miscellaneous factors: auto-reactiviteit in GVHD en in het algemeen auto-antilichamen interfereren in serumtest.
Eenheid:
Index
Tarificatie
Nomenclatuur:
552031 - 552042 B 700 Opsporen van Aspergillus antigenen #(Maximum 1) (Diagnoseregel 102) Bron: RIZIV website op 01/04/2025