Bartonella henselae IgM antistoffen

Print

Beschrijving van de test

Naam:
Bartonella henselae IgM antistoffen
Aanvraag code:
56244
Loinc:
6955-9
Frequentie:
1 of 2x/week, in functie van het aantal aangevraagde analyses
Uitvoerend labo:
AZ Sint Jan
TAT:
8 uur - 7 dagen
TAT Dringend:
<8 uur
24u/24u:
nee
Verantwoordelijke bioloog:
dr. Marijke Reynders

Afname van het materiaal

Afname:
Toegelaten materiaal:
Plasma
Toegelaten recipiënt:
Serum gel tube, Li-heparine tube
Volume:
2,6 mL

Criteria voor aanvaarding of bijaanvraag

Acceptatie:
Gestold bloed of plasma wordt zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen de 2 uur na afname, op kamertemperatuur naar het laboratorium gebracht.
AFAZFAB00007 Aanvraagbrief Infectieuze serologie en moleculaire microbiologie.
Bijaanvraag:
Indien het serum een correcte pre-analytische fase onderging, en sindsdien bewaard wordt in de serotheek, kan een bijaanvraag gebeuren tot 1 week na afname. Indien de bijaanvraag later komt, is overleg met verantwoordelijke microbiologe aangewezen.

Analyse

Analysemethode:
Indirecte Immunofluorescentie Antistof test
Interferentie:
Sterk hemolytische of lipemische monsters kunnen minder betrouwbare resultaten geven. Na verschillende vries-dooi-cycli neemt de intensiteit van fluorescentie af.
Interpretatie:
Een positieve IgM bepaling is een sterke indicatie voor een acute Bartonella henselae infectie. De IgM respons is species specifiek, al kan uitzonderlijk kruisreactie met andere species voorkomen. Kattekrabziekte (cat-scratch disease, CSD) CSD is de meest frequente humane infectie veroorzaakt door B.henselae, een kleine pleomorfe fastidieuze gram-negatieve intracellulaire coccobacil die erg moeilijk te kweken is. De klinische presentatie van Bartonella henselae infecties kan divers zijn, en hangt in het bijzonder af van de onderliggende immuunstatus van de patiënt. In immunocompetente patiënten blijft CSD voornamelijk beperkt tot een gelokaliseerde, vaak prominente regionale lymfadenopathie gedurende een tweetal weken na inoculatie, en deze kan persisteren gedurende vele weken met consequent levenslange immuniteit. De betrokken lymfeklieren zijn meestal pijnloos met vaak erytheem van de overliggende huid. De meeste patiënten ervaren als sytemische klachten koorts, malaise, anorexia, vermoeidheid, gegeneraliseerde pijnen, en hoofdpijn. Een beschreven geschiedenis van een contact met een kat is aanwezig in >60% vd gevallen, en een primair inoculatieletsel (huid, ooggranuloma, muceus membraan) kan aangetoond in 61% vd patiënten. Atypische systemische manifestaties kunnen gezien worden in ca. 10% van alle B. henselae infecties. Deze zijn meer frequent in kinderen en immunogecompromitteerde personen (bv. HIV seropositieve, post-SOTx, neoplasie). Verschillende orgaanstalsels kunnen betrokken zijn (encephalitis, lever- & miltabcessen) en in zeldzame gevallen kan B. henselae vasculaire proliferatieve lesies genereren, neurologische of cardiale ziekte, en osteomyelitis. De incidentie van Bartonella infecties is moeilijk vast te leggen gezien er geen verplichte aangifte is en gezien vele gevallen van Bartonella infecties niet herkend worden of ambulant gezien worden. In België is de geëvalueerde incidentie (gebaseerd op data van UCL 1993-2001, IPH-rapport) 1.98/100.000. Onze bevindingen zijn vergelijkbaar met deze in de USA: 0.77-0.86/100.000. De therapeutische benaderring van CSD infectie varieert in functie van de klinische manifestaties en de gekende immuunstatus van de patiënt. In het algemeen dienen patiënten meestal vooral worden gerustgesteld dat de adenopathie goedaardig is, en dat die spontaan zal afnemen binnen 2 à 4 maanden. Immunocompetente patiënten met milde tot matige gelokaliseerde symptomen vereisen enkel symptomatische ondersteunende therapie aangezien de symptomen spontaan verdwijnen in ongecompliceerde Bartonella-infectie. CSD diagnose moet berusten op een combinatie van epidemiologische, serologische, klinische, histologische en bacteriologische criteria. Jammer genoeg is er geen diagnostische gouden standaard. Margileth et al. stelden de volgende diagnostische criteria voor CSD voor (aanwezigheid van minstens 3 criteria):
  1. 1. Contact met kat of vlo al dan niet gepaard gaand met duidelijke inoculatiesite
  2. 2. Negatieve serologie voor andere oorzaken van adenopathie, punctievocht uit lymfeklier dat steriel blijft in bacteriële kweek, positieve PCR assay, en/of lever/milt-letsels gezien op CT scan
  3. 3. Positieve enzyme immunoassay of IFA test met een titer van 1:64
  4. 4. Biopsie die granulomateuze inflammatie aantoont consistent met CSD of een positieve Wartin-Starry (WS) kleuring.
Eenheid:
Titer

Tarificatie buiten nomenclatuur

Prijs in euro:
19.00

Laatst gewijzigd op

Glims system
11-12-2024
station