Specifieke IgG bepaling in CSV niet informatief als waarde op zich, wel essentieel als parameter binnen intrathecale index (CSV/serum) van specifieke IgG antistoffen. Intrathecale indices zijn complementair aan moleculaire testen op CSV. In de vroege fase van CZS infectie zal de pathogeen vanaf 24h … 72h post-onset van symptomen detecteerbaar zijn gedurende een aantal dagen (afhankelijk van het causaal agens, het klinisch verloop en al dan niet opstarten van antimicrobi‰le therapie).
Serologie in CSV wordt nuttig vanaf 7 … 10d na start van symptomen, en kan gebruikt worden voor (retrospectieve) diagnostiek van CZS-infectie in de subacute of convalescente fase van infectie. Ook bij recurrente atypische lymfocytaire meningitis (RALM) of recidiverende infecties, waar de PCR vaak negatief blijkt is deze antistof-index (vnl voor HSV-virussen) van nut.
Bijkomend wordt een intrathecale polyspecifieke antivirale immuunrespons (minstens 2 intrathecale indices >= 1,5) beschouwd als de meest specifieke CSV merker voor MS-diagnostiek.
Externe labo's:
Gelieve steeds CSV met een gepaard serumstaal op te sturen, en ofwel voor beide matrices de eigen albumine en totaal IgG resultaten mee te geven ofwel voldoende staal (Bijkomend 250æl) mee te geven om deze ook als verzendtest uit te laten voeren. Zonder deze elementen kan geen index-bepaling uitgevoerd worden.
Index <1,46: geen intrathecale productie van specifieke anti-bofvirus IgG antistoffen.
Index >1,46: resultaat suggestief voor specifieke intrathecale antistofproductie na passage van bofvirus in CZS. Steeds te toesten aan de status van de bloed-hersen-barriŠre.