Leden van de familie Chlamydiaceae zijn kleine, niet-beweeglijke, gramnegatieve, obligaat intracellulaire micro-organismen die zich vermenigvuldigen in het cytoplasma van gastheercellen. Hoewel er minimaal negen soorten binnen het genus Chlamydia worden onderscheiden, zijn drie klinisch van belang, namelijk Chlamydia trachomatis, Chlamydia pneumoniae en Chlamydia psittaci.
De levenscyclus van Chlamydia kan worden onderverdeeld in twee duidelijke fasen: een extracellulaire, niet-replicerende, infectieuze fase en een obligaat intracellulaire, replicerende, niet-infectieuze fase. De infectieuze vorm, het zogenaamde elementaire lichaam (elementary body, EB), hecht zich aan het celmembraan van de doelcel en wordt via een fagosoom de cel binnengebracht. Na opname in de cel reorganiseert het EB zich tot reticulaire deeltjes (inclusielichamen) en begint de binaire deling. Na 18 tot 24 uur condenseren de reticulaire deeltjes tot nieuwe EBs. Deze nieuwe EBs worden vervolgens vrijgegeven, waarmee een nieuwe infectiecyclus start.
Bij monsters die te vroeg tijdens de primaire infectie zijn afgenomen, kunnen mogelijk geen detecteerbare antistoffen aanwezig zijn. Bij verdenking op een Chlamydia infectie dient daarom 10 tot 21 dagen later een tweede monster te worden afgenomen en parallel met het oorspronkelijke monster te worden getest.
Seroconversie of significante titerstijging bij gepaarde monsters kan een acute of recente infectie bevestigen. Kruisreactie met andere Chlamydia species is mogelijk, maar kan ook te wijten zijn aan infectie met m‚‚r dan ‚‚n Chlamydia species (co‹nfectie).
Vanwege de beperkte gevoeligheid en specificiteit van serologische testen wordt bij pati‰nten met een vermoedelijke Chlamydia-infectie geadviseerd een moleculaire methode toe te passen om een huidige/actieve infectie te evalueren.