Bartonella Henselae IgG antistoffen

Print

Beschrijving van de test

Naam:
Bartonella Henselae IgG antistoffen
Aanvraag code:
56242
Loinc:
6954-2
Frequentie:
1 of 2x/week, in functie van het aantal aangevraagde analyses
Uitvoerend labo:
AZ Sint Jan
TAT:
< 7 dagen
24u/24u:
nee
Verantwoordelijke bioloog:
dr. Marijke Reynders

Afname van het materiaal

Afname:
Toegelaten recipiënt:
Serum gel tube
Volume:
500æl

Criteria voor aanvaarding of bijaanvraag

Acceptatie:
Gestold bloed of plasma wordt zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen de 2 uur na afname, op kamertemperatuur naar het laboratorium gebracht.
AFAZFAB00007 Aanvraagbrief Infectieuze serologie en moleculaire microbiologie.
Bijaanvraag:
Indien het serum een correcte pre-analytische fase onderging, en sindsdien bewaard wordt in de serotheek, kan een bijaanvraag gebeuren tot 1w na afname. Indien de bijaanvraag later komt, is overleg met verantwoordelijke microbiologe aangewezen.

Analyse

Analysemethode:
Indirecte Immunofluorescentie Antistof test
Deelname EKE:
SKML
Interferentie:
Sterk hemolytische of lipemische monsters kunnen minder betrouwbare resultaten geven.
Na verschillende vries-dooi-cycli neemt de intensiteit van fluorescentie af.
Interpretatie:

Seroconversie of significante titerstijging bij gepaarde monsters kan een acute of recente infectie bevestigen. Evenals een IgM titer van 1/100 of meer en/of een IgG titer van 1/1000 of meer. Er is sterke IgG kruisreactie met B. quintana waardoor volledig betrouwbare serologische differentiatie tussen beide soorten, enkel gebaseerd op de IgG-bepaling, niet altijd mogelijk is.
Bij kinderen dient men steeds IgG naast IgM te bepalen. IgG- titers van 1/320 of 1/1000 zonder aanwezige IgM duiden vnl. op oude infecties, terwijl de IgG- titers >1/1000, met of zonder aanwezige IgM vaak geassocieerd zijn aan recente en nog actieve infecties.

Kattekrabziekte (cat-scratch disease, CSD) is de meest frequente humane infectie veroorzaakt door B.henselae, een kleine pleomorfe fastidieuze gram-negatieve intracellulaire coccobacil die erg moeilijk te kweken is.
De klinische presentatie van Bartonella henselae infecties kan divers zijn, en hangt in het bijzonder af van de onderliggende immuunstatus van de pati‰nt.

In immunocompetente pati‰nten blijft CSD voornamelijk beperkt tot een gelokaliseerde, vaak prominente regionale lymfadenopathie gedurende een tweetal weken na inoculatie, en deze kan persisteren gedurende vele weken met consequent levenslange immuniteit. De betrokken lymfeklieren zijn meestal pijnloos met vaak erytheem van de overliggende huid.
De meeste pati‰nten ervaren als sytemische klachten koorts, malaise, anorexia, vermoeidheid, gegeneraliseerde pijnen, en hoofdpijn. Een beschreven geschiedenis van een contact met een kat is aanwezig in >60% vd gevallen, en een primair inoculatieletsel (huid, ooggranuloma, muceus membraan) kan aangetoond in 61% vd pati‰nten.

Atypische systemische manifestaties kunnen gezien worden in ca. 10% van alle B. henselae infecties. Deze zijn meer frequent in kinderen en immunogecompromitteerde personen (bv. HIV seropositieve, post-SOTx, neoplasie). Verschillende orgaanstelsels kunnen betrokken zijn (encephalitis, lever- & miltabcessen) en in zeldzame gevallen kan B. henselae vasculaire proliferatieve lesies genereren, neurologische of cardiale ziekte, en osteomyelitis.

De incidentie van Bartonella spp. infecties is moeilijk vast te leggen gezien er geen verplichte aangifte is en gezien vele gevallen van Bartonella spp. infecties niet herkend worden of ambulant gezien worden. In Belgi‰ is de ge‰valueerde incidentie (gebaseerd op data van UCL 1993-2001, IPH-rapport) 1.98/100.000. Onze bevindingen zijn vergelijkbaar met deze in de USA: 0.77-0.86/100.000.

De therapeutische benadering van CSD infectie varieert in functie van de klinische manifestaties en de immuunstatus van de pati‰nt. In het algemeen dienen pati‰nten meestal vooral worden gerustgesteld dat de adenopathie goedaardig is, en dat die spontaan zal afnemen binnen 2 … 4 maanden. Immunocompetente pati‰nten met milde tot matige gelokaliseerde symptomen vereisen enkel symptomatische ondersteunende therapie aangezien de symptomen spontaan verdwijnen in ongecompliceerde Bartonella-infectie.

CSD diagnose moet berusten op een combinatie van epidemiologische, serologische, klinische, histologische en bacteriologische criteria. Jammer genoeg is er geen diagnostische gouden standaard. Margileth et al. stelden de volgende diagnostische criteria voor CSD voor (aanwezigheid van minstens 3 criteria):

  1. Contact met kat of vlo al dan niet gepaard gaand met duidelijke inoculatiesite
  2. Negatieve serologie voor andere oorzaken van adenopathie, punctievocht uit lymfeklier dat steriel blijft in bacteri‰le kweek, positieve PCR assay, en/of lever/milt-letsels gezien op CT scan
  3. Positieve enzyme immunoassay of IFA test met een titer van 1:64
  4. Biopsie die granulomateuze inflammatie aantoont consistent met CSD of een positieve Wartin-Starry (WS) kleuring.

Moleculaire analyse van weefsel voor Bartonella spp. DNA is aangewezen bij verdenking van endocarditis.

Eenheid:
Titer

Tarificatie buiten nomenclatuur

Prijs in euro:
19.00

Laatst gewijzigd op

Gertjan Maryssael
20-08-2024