Het hepatitis B-surface-antigeen (HBsAg) is de eerste serologische marker die verschijnt in het serum of plasma, doorgaans 6 tot 16 weken na blootstelling aan het hepatitis B-virus (HBV). Bij een acute infectie verdwijnt HBsAg meestal binnen 1 tot 2 maanden na het begin van de symptomen. Het persisteren van HBsAg gedurende meer dan 6 maanden duidt op de ontwikkeling van een chronisch dragerschap of een chronische HBV-infectie.
De productie van HBsAg wordt gereguleerd door de wisselwerking tussen het virus en de immuunrespons van de gastheer. Het HBsAg-niveau in het serum correleert omgekeerd met de mate van immuuncontrole van het hepatitis B-virus (HBV): hoe sterker de immuuncontrole, des te lager het HBsAg-niveau bij de ge‹nfecteerde persoon. Kwantitatieve HBsAg-waarden in serum of plasma weerspiegelen de hoeveelheid en de transcriptionele activiteit van covalent gesloten circulair DNA (cccDNA) in de hepatocyten van personen met chronische hepatitis B (CHB). Kwantificering van HBsAg verschaft daarom aanvullende informatie over de ziekteactiviteit, bovenop een inschatting van de virale replicatie. In het algemeen is, samen met de bepaling van HBV-DNA in serum of plasma, kwantificatie van HBsAg in hetzelfde monster nuttig voor het vaststellen van de ware inactieve HBV-dragerstatus en voor het monitoren van de klinische respons op behandeling.
De inactieve HBV-dragerstatus wordt vaak gedefinieerd door aanhoudend normale alanine-aminotransferase (ALT)-waarden en lage HBV-DNA-niveaus in serum of plasma (<2000 IU/mL) bij een persoon die negatief is voor het hepatitis B e-antigeen (HBeAg) en geen of minimale leverschade vertoont. Deze personen kunnen een zeer goede prognose hebben zonder noodzaak tot antivirale therapie, ondanks fluctuerende HBV-DNA-niveaus in de loop van de tijd. Sommige pati‰nten vertonen aanvankelijk lage HBV-DNA-niveaus, maar ontwikkelen later een virologische en biochemische reactivatie. De HBsAg-niveaus in serum of plasma van inactieve HBV-dragers veranderen doorgaans zeer geleidelijk in de tijd en blijven op lage waarden (d.w.z. <1000 IU/mL), wat hen tot een nuttige aanvulling maakt op HBV-DNA kwantificatie bij het identificeren van deze individuen.
Hoewel HBV-DNA de belangrijkste moleculaire marker blijft voor het monitoren van de behandelingseffectiviteit en therapietrouw bij de behandeling van chronische hepatitis B (CHB), kan het elke zes maanden monitoren van het HBsAg-niveau een inschatting geven van de duur van de therapie die nodig is om HBsAg te klaren. HBsAg-niveaus kunnen ook nuttig zijn voor het voorspellen van HBV-reactivatie.
Het resultaat van de HBsAg bepaling wordt bij voorkeur samen met het resultaat van andere hepatitis B serologische markers ge‹nterpreteerd, om het onderscheid tussen acute en chronische infectie vast te stellen.
| Leeftijd | Mannen | Vrouwen |
|---|---|---|
| Negatief | Negatief |