Strongyloidiasis is een ziekte veroorzaakt door de parasiet Strongyloides stercoralis. Dit organisme is een intestinale nematode met wereldwijde distributie, maar is voornamelijk aanwezig in tropische en subtropische gebieden. S. stercoralis heeft een complexe levenscyclus die begint wanneer de infectieuze filariforme larven zich ontwikkelen in warme, vochtige grond. Deze larven dringen via de huid het lichaam binnen, migreren via de bloedbaan naar de longen, stijgen op via de luchtwegen en worden ingeslikt. In de dunne darm ontwikkelen ze zich tot volwassen wormen die zich in de darmwand nestelen. Vrouwelijke wormen leggen eieren die uitkomen in niet-infectieuze rhabditiforme larven, die via de ontlasting worden uitgescheiden. Van huidpenetratie tot aanwezigheid in de ontlasting duurt ongeveer 3 tot 4 weken.
De meeste infecties verlopen mild, met klachten zoals epigastrische pijn, milde diarree, misselijkheid en braken. De huid op de plaats van binnendringen kan jeuken en ontstoken raken ("ground itch"). Migratie door de longen kan droge hoest, piepende ademhaling en lichte bloedophoesting veroorzaken. Eosinofilie komt vaak voor, maar is geen constante bevinding en sluit infectie niet uit bij afwezigheid. In een minderheid van gevallen, kan het organisme extra-intestinaal terechtkomen en dit kan mogelijk leiden tot septische shock en meningitis.
Soms, en vooral bij mensen met een verzwakt immuunsysteem kunnen rhabditiforme larven zich in de darm ontwikkelen tot infectieuze filariforme larven, wat leidt tot autoinfectie. Deze larven kunnen opnieuw de darmwand binnendringen, naar de longen migreren en hun cyclus herhalen. Lage niveaus van autoinfectie kunnen de parasiet jarenlang in het lichaam houden. Bij ernstig immuungecompromitteerde pati‰nten kan dit leiden tot hyperinfectie en dodelijke verspreiding.
Serologische testen zijn nuttig voor de detectie van infectie met Strongyloides wanneer de parasiet extra-intestinaal ziekte veroorzaakt, en eveneens voor de exclusie van Strongyloides dragerschap in de uitwerking van andere ziekten (hoodzakelijk hematologische aandoeningen). Serologie is niet nuttig voor het opvolgen van een respons na therapie omdat IgG antistoffen detecteerbaar kunnen blijven na resolutie.