Rubella behoort tot de Togavirusfamilie, waarbij de mens de enige natuurlijke gastheer is. De transmissie vindt doorgaans plaats via inhalatie van respiratoire druppeltjes. De incubatieperiode na blootstelling varieert van 12 tot 23 dagen. Besmette personen zijn besmettelijk van 10 dagen voor tot 7 dagen na het optreden van de cutane manifestaties. De infectie verloopt meestal mild en zelflimiterend, en wordt gekenmerkt door een maculopapuleus exantheem dat begint in het gelaat en zich uitbreidt naar de romp en extremiteiten, in combinatie met koorts, malaise en lymfadenopathie.
Primaire rubellainfecties in utero kunnen leiden tot ernstige gevolgen voor de foetus, met name wanneer de infectie optreedt tijdens de eerste vier maanden van de zwangerschap. Het congenitaal rubellasyndroom wordt vaak geassocieerd met gehoorverlies en cardiovasculaire en oculaire afwijkingen.
Het klassieke tweedelige vaccinatieprogramma tegen mazelen, bof en rubella, dat vaccinatie van alle kinderen voorschrijft, leidt bij 95-100% van de kinderen tot seroconversie na de eerste dosis. Dankzij het succes van het vaccinatieprogramma wordt rubella niet meer als endemisch beschouwd in Europa. Desondanks kan de immuniteit met de leeftijd afnemen; ongeveer 80% tot 90% van de volwassenen vertoont serologisch bewijs van immuniteit tegen rubella.Indien borderline immuniteit OF geen immuniteit aantoonbaar, is vaccinatie sterk aangewezen, behalve bij zwangeren waar dient gewacht te worden tot de postnatale periode.Het vaccin dient bij vrouwelijke patienten op vruchtbare leeftijd gevolgd te worden door 3 maanden efficiente anticonceptie.
Interpretatie