Complement C3

Print

Beschrijving van de test

Naam:
Complement C3
Synoniemen:
Complement C3
Aanvraag code:
24862
Loinc:
4485-9
Frequentie:
dagelijks
Uitvoerend labo:
AZ Sint Jan
TAT:
< 24u
24u/24u:
ja
Accreditatie:
nee
Verantwoordelijke bioloog:
prof. dr. Martine Vercammen

Afname van het materiaal

Afname:
Toegelaten recipiënt:
Serum-gel tube
Volume:
1 mL

Criteria voor aanvaarding of bijaanvraag

Acceptatie:
Staal binnen het uur na afname naar het labo brengen. Na scheiden van serum en klonter kunnen de stalen tot maximum 3 dagen bewaard worden in de koelkast of tot 3 weken in de diepvries. AFAZFAB00001 Aanvraagbrief Algemene laboratoriumtesten
Bijaanvraag:
Indien het specimen een correcte pre-analytische fase onderging, en sindsdien bewaard wordt in de koelkast kan een bijaanvraag gebeuren tot 3 dagen na afname. Indien de bijaanvraag later komt, is overleg met verantwoordelijke klinisch bioloog aangewezen.

Analyse

Analysemethode:
Immunoturbidimetrie; Atellica CH Analyzer (Siemens)
Deelname EKE:
BIO-RAD EQAS
Interferentie:
Hemolyse >1000 mg/dL
bilirubine (geconjugeerd) >25 mg/dL
bilirubine (ongeconjugeerd) >18,8 mg/dL
Lipemie L-index >1000 mg/dL
Interpretatie:
  • Het complementgehalte in het serum wordt beïnvloed door de productie in de lever en het verbruik in het bloed. C3 en C4 zijn acute fase-eiwitten, waardoor de productie bij ontstekingsprocessen verhoogd kan zijn. Bij leverfunctiestoornissen en uremie vindt men een verlaagde productie.
  • Een verlaging is meestal het gevolg van hyperkatabolisatie (verhoogd verbruik) door complementactiverende onderliggende aandoeningen. De dosage van individuele complementfactoren en/of degradatiefragmenten wordt in deze gevallen aangewend als monitoring van de patiënt en de therapie, waarbij de onderliggende ziekte-activiteit geassocieerd is met verlaagde (verbruikte) complementwaarden. Onderliggende aandoeningen zijn deze die gepaard gaan met de productie van circulerende immuuncomplexen: SLE (systemische lupus erythematosus), reumatoïde artritis, pneumokokkeninfecties en gramnegatieve sepsis, cutane vasculitis, glomerulonefritis. Een verhoogd verbruik wordt dikwijls gemaskeerd door een verhoogde productie (in de acute fase).
  • Bij deficiëntie van C3 zijn de voornaamste complementfuncties uitgeschakeld (opsonisatie, lysis van micro-organismen en inflammatoire mediatie via C3a), waardoor patiënten onderhevig zijn aan infecties (pneumokokken, Neisseria sp., H. influenzae).
Eenheid:
g/L

Referentiewaarden

Leeftijd Mannen Vrouwen
< 3 maand 0.6-1.1 g/L 0.6-1.1 g/L
3 maand - 6 maand 0.7-1.2 g/L 0.7-1.2 g/L
6 maand - 9 maand 0.7-1.4 g/L 0.7-1.4 g/L
9 maand - 1 jaar 0.8-1.4 g/L 0.8-1.4 g/L
1 jaar - 18 jaar 0.8-1.5 g/L 0.8-1.5 g/L
18 jaar - 20 jaar 0.9-1.6 g/L 0.9-1.6 g/L
20 jaar - 70 jaar 0.8-1.6 g/L 0.8-1.6 g/L
> 70 jaar 0.9-1.7 g/L 0.9-1.7 g/L

Tarificatie

Nomenclatuur:
541133 - 541144 B 125 Doseren van C3 met een immunologische methode #(Maximum 1)
Bron: RIZIV website op 01/04/2025

Laatst gewijzigd op

Glims system
11-12-2024
station