Anti-pariëtaalcel antistoffen (APCA) kunnen aangevraagd worden bij een vermoeden van pernicieuze anemie (prevalentie 75-90%) of bij een vermoeden van auto-immune gastritis/chronische atrofische gastritis (prevalentie 60-70%; doch afhankelijk van ziektestadium). Bij vermoeden van pernicieuze anemie wordt aanbevolen om tevens anti-intrinsieke factor (IF) antistoffen op te sporen (in 96% v/d patiënten met pernicieuze anemie is één van beide antistoffen positief). APCA hebben een mogelijke predictieve waarde voor de ontwikkeling van vitamine B12 deficiëntie. Bij een positief resultaat van APCA wordt geen titer bepaald (enkel inschatting fluorescentie-intensiteit), gezien er geen correlatie bestaat tussen de titer en de ziekte-ernst. APCA kunnen ook teruggevonden worden bij patiënten met auto-immune endocriene aandoeningen (bv. Hashimoto thyroïditis, diabetes type I, ziekte van Graves, ziekte van Addison). Bij een chronische Helicobacter pylori gastritis kunnen APCA gedetecteerd worden bij 25-47% v/d patiënten. De prevalentie van APCA bij gezonde individuen is 5-10% en stijgt met de leeftijd.