- Ochtendsputum: 5-10 ml Om de gevoeligheid te verhogen worden 3 ochtendsputa op 3 verschillende dagen afgenomen met een minimum volume van 2,5 mL/afname.
- Ochtendurine: 15 ml Ochtendurine op 3 verschillende dagen afgenomen heeft de grootste gevoeligheid voor het opsporen van mycobacteriën. 24 uurs urine wordt niet gebruikt. - Maagsap: 20 ml Overige stalen: 2 ml Bloed, beenmerg en andere normaal steriele vochten kunnen ook onmiddellijk na afname in Bactec flessen (BACTEC Myco/F Lytic - BD) voor mycobacteriën ingespoten worden (bij het laboratorium te verkrijgen).
Analyse
Analysemethode:
Niet steriele monsters, zoals sputum en urine worden eerst gedecontamineerd met de 2% NaOH-NALC methode. Na concentratie van het monster worden zuurvaste bacillen opgespoord met de acridine oranje kleuring. Er worden vaste (LJ) en vloeibare media (MGIT) geënt om het staal in cultuur te brengen. Bij positieve cultuur volgt een nieuwe zuurvaste kleuring, eventueel een TBC sneltest, identificatie via Maldi of Nanopore sequencing en gevoeligheidsbepaling.
IVDR status:
LDT: in huis ontwikkelde in-vitro diagnostiek
Deelname EKE:
Instand
Interferentie:
Monsters worden bij voorkeur afgenomen bij patiënten die niet onder antituberculostatica staan. Te weinig materiaal (dalen sensitiviteit analyse).
Interpretatie:
De gevoeligheid van de acridinekleuring is ongeveer 10,000 CFU/ml. Vloeibare bodems zijn veel gevoeliger en sneller in het opsporen van Mycobacteriën dan de vaste bodems. Elke MGIT of Löwensteinbuis waarin groei vastgesteld wordt, wordt verder in cultuur gebracht om nadien een gevoeligheidsbepaling op uit te voeren. Een positieve kweek bij een vloeibare of vaste bodem wijst niet noodzakelijk op de aanwezigheid van mycobacteriën maar moet via een antigeentest, kleuringen en kweek uitgesloten worden.